BigCI 2022
Een brief
Een brief van Anna J. van Stuijvenberg in de vorm van een verhaal, met foto’s over de artist-in-residence BigCi, waar ik najaar 2022 was. Bilpin international ground for Creative initiatives (BigCi) ligt in Australië op enorme afstand van Europa. Die afstand haalde me uit mijn comfortzone. Liet me stilstaan bij de mechanismen waar ik op drijf. Een andere context, een ander landschap, een ander seizoen, een nieuw perspectief. Hoe kijk je naar iets dat je niet kent? Door de enorme afstand tussen mezelf en die onbekende natuur werden nieuwe beelden opgeroepen. Dankzij deze ervaringen ontstond er onder mijn handen een ander artistiek proces. Constant kijkend naar een onbekend landschap, alsof je iets uitpakt, langzaam ontstond er begrip. Het landschap van schaarste, de ontdekking van de lijn en het continue ontwikkelingsproces waar ik mezelf toe uitdaag; hieronder vertel ik er meer over.
Continue ontwikkelen
Bomen zijn altijd mijn concept, metafoor en vorm. Tegelijkertijd dwing ik mezelf tot continue ontwikkelen, naar verdieping en tot zoeken naar antwoorden. Als mijn kunst zich ontwikkelt dan voel ik dat ik leef. Al dertig jaar maak ik, sinds mijn studie aan de Willem de Kooning Academie, monumentaal werk. Het geeft me veel, het kost me fysiek ook veel. Niet alleen door de omvang, maar ook omdat er voor mij als site-specific kunstenaar veel aspecten moeten samenvallen, denk aan de plek, de bron, die dient te sporen met de expositieruimte. En toen was er corona. Dit had enorme impact op mijn werkproces. Stel je voor, geen wandelingen meer in onbekend landschap. De tentoonstellingsruimte als kader voor mijn site-specific werk viel weg. Een concrete opdracht confronteerde me met mijn onvermogen om klein werk te maken. Hierin school een nieuwe uitdaging en één van de redenen om de master DIA, Drawing Inventions Academy te volgen.
Van monumentaal naar klein
Voor mij is de uitdaging, om in mijn hoofd, de ruimte te krijgen, om anders te kijken naar mijn eigen werk. Waarom ervaar ik het kleine werk niet als ‘het echte werk’, beleef ik het niet als waardevol? Al twee jaar probeer ik ‘klein werk’ te maken en daar net zo geïnspireerd door te zijn als bij het maken van monumentaal werk. Bij groot ruimtelijk werk, weet ik intuïtief wat klopt. Het Australische landschap inspireerde me tot werken vanuit schaarste, minimalisme. Aan het monumentale werk Still (2009) werkte ik anderhalf jaar. De omvang is enorm: 8 meter breed en 6.50m hoog en 4.50m diep. Het transport van het naaldvilt vergt een grote vrachtbus. Al het werk dat ik in twee maanden in BigCi maakte, paste bij de terugreis in een A1 doos van 1 centimeter hoog. In BigCi maakte ik een werk op A4 formaat. Gebaseerd op de schaduw in een boom die ik zag in Australië. Zo’n schaduw kan ik zelf niet bedenken, deze vorm komt ineens bovendrijven. Een klein werk waar ik blij van word.
Lijn als vehikel voor transformatie
Ik ben blanco naar Australië gegaan. Ik wilde eerst ervaren en die ervaring bracht me bij de lijnen. In mijn koffer zat alles om frottages te kunnen maken, maar ik kwam uit op de lijn. De lijn was altijd al belangrijk voor mij. In mijn viltwerk knipte ik lijnen en die lijnen speelden met de lichtval. In papier is een gesneden lijn totaal anders dan een gescheurde lijn. Bij de tekeningen met kalkpapier vervaagt de lijn, schemert hij door het kalkpapier. Tijdens mijn Noorse residentie is de gescheurde lijn ontstaan. Zo ontstaan er zachtere overlappingen tussen het ene papier en het andere papier, een glooiende overgang tussen het ene vel en het andere ontstaat. Dat hoort ook bij het Noorse landschap. In Australië is er alleen nog maar de lijn, de getekende en de gesneden lijn.
Het landschap lezen
Het is een landschap vol lijnen. De lijn is overal, in de vorm van de oogvormige bladeren van de eucalyptus of in haar bast, geschubd als de huid van een krokodil. Lijnen in bloemblaadjes en bomen lijken soms getekend als het prototype van een boom. Of neem insecten zoals de wandelende tak en de ‘bagmot’, zij verstoppen zich tussen de lijnen en de schaduw ze doen zich voor als tak of nemen de vorm van een blad aan. De natuur is zo rijk aan lijnen dat de lijn het vehikel bij uitstek is om de natuur te verbeelden. Ik zag op een gegeven moment overeenkomsten met de manier waarop ik ging werken en de vormen die de Aboriginals kozen. Hoe zij de lijn in hun tekeningen verwerkten en zo het landschap verbeelden. Hun geloof, Dreamworld, is met het landschap verbonden. Met die vormentaal beschrijven ze routes in het landschap hoe de voorouders daar gelopen hebben. Voor ons is het abstract maar voor hen zijn het concrete aanwijzingen. In vogelperspectief zie je weer het landschap. Dit effect ontstond ook bij de slotexpositie in BigCi toen de tekeningen van boomtoppen zich als uitsneden uitstrekten over de vloer van het atelier herkenbaar als de landschappen waar ze uit voortkwamen.
Gebeeldhouwde bomen.
Wind en vuur vormen de bomen en bepalen zo het landschap. Elk seizoen craqueleert de bast en bomen krijgen net als insecten een compleet nieuwe huid. Aan de bast herken je sporen van de brand die soms blijvend een stempel drukken op de boom maar er kan ook een compleet nieuwe boom ontstaan na het vuur, die de oude boom van voedsel voorziet. In Europa kennen wij vier seizoenen, bladeren die vallen en composteren geven een impuls aan de groei. De groeicyclus in Australië wordt bepaald door seizoenen van brand en het herstellen van de brand. Niet humus maar as als voedsel. Van periodes van veel water en grote droogte. Een compleet andere cyclus als basis voor de groei waarbij schaarste het kenmerk is. Verschillende voorbeelden hiervan legde ik vast in tekeningen. Omdat de natuur zo overweldigend en groot is, besluit ik om juist te werken in en met het A1, A2, A3 en A4 formaat.
Materiaal
Juist in het niet gebruiken van materialen of door te kiezen voor subtielere materialen zit mijn boodschap. Ik werkte met het papier dat daar lag, heel dun en satijnzacht. Dat papier past heel goed bij de betekenis van het landschap. Het flinterdunne materiaal weerspiegelde de essentie van het landschap. Het is materiaal, waar architecten op tekenen en dat lag in BigCi. Het is bijna transparant en daardoor wordt de lijn nog sterker het vehikel van de vertaling van de natuur. Het schrale laagje papier en de droge lijn brengen de schaarste en het moeten overleven in dit landschap op het scherpst van de snede over aan de verbeelding van de kijker.
Gepubliceerd: Anna J. van Stuijvenberg
Tekst: Maaike de Graaff
Graphic design: Hieke Pars
Foto’s: Linda Weiß, Jacques Martens, Anna J. van Stuijvenberg
Met veel dank aan: Rae & Yuri Bolotin, BigCi, Australië
Ondersteund door: Stroom Den Haag, Nederland